OOSTERSCHELDE

Het grootste en natste Nationale Park in Nederland bevindt zich in Zeeland, de Oosterschelde. Deze zeearm van de Noordzee (ongeveer 350 km2 groot), ligt tussen de Zeeuwse schiereilanden Schouwen-Duiveland, Tholen, Zuid-Beveland en Noord-Beveland en is (oorspronkelijk) een aftakking van de rivier de Schelde. Een gedeelte van het Nationale Park valt bij laag water droog.

Het is een gebied waar altijd alternatieve eiwitbronnen te vinden was. Immers, lange tijd werd vis als alternatief gezien vanwege de invloed van de kerk.En nog steeds eten sommige mensen op vrijdag vis. Nu vinden we er ook eiwitten uit zeewieren die we toepassen in producten.

Als je het gebied betreedt, valt je direct de prachtige kleurenrijkdom op: de mooie roodachtige kleuren van de zeekraal, de oranje kleuren van de duindoorn, de donkere groene kleuren van de zeewieren, de zilveren kleuren van de oesters en de diepe glanzende groengrijze kleuren van de slikken.

Getijdenspel en verandering
Verandering is de belangrijkste constante factor geweest in de Oosterschelde. Het gebied is voortdurend veranderd, omdat de invloed van de zee en de rivieren steeds veranderden: van méér en van minder afvoer van rivierwater, een hoge of een lage zeespiegel, van meer of minder afzetting van slib en meer of minder stormen. Met als gevolg dat de eb- en vloedgeulen veranderde van loop en het opkomen en verdwijnen van slikken en schorren.

Strijd met de zee
De Oosterschelde illustreert heel goed hoe de Nederlanders het gevecht met de zee aangingen, en welke vruchten dit gevecht hen opleverde.

De vruchten kwamen soms vanzelf, in de vorm van flora en fauna. Maar soms was daar hard werk voor nodig: de Deltawerken. Na de watersnoodramp in 1953 heeft dit sterke staaltje ingenieurswerk Nederland internationaal veel bekendheid gegeven. Sinds de ingebruikname van de Oosterscheldekering (stormvloedkering) in 1986 kan de Oosterschelde volledig van zee worden afgesloten. Hiermee beschermt het de provincies Zeeland, zuidelijk Zuid-Holland en Noord-Brabant tegen het hoge water van de zee. Dit deel van de Deltawerken, met name de Oosterscheldekering, trekt nog steeds internationaal veel aandacht. Het is door de American Society of Civil Engineers tot één van de zeven moderne wereldwonderen verklaard.

Dijken en dammen
Omdat de rivieren slib aanvoerden, afgezet in het mondingsgebied, ontstonden er grote hoger gelegen gebieden in West Brabant, Zeeland en Zuid-Holland. Vanaf de 12de eeuw gingen mensen zich hier vestigen, en vanaf de 16e eeuw de nieuwe techniek en wetenschap over dijkenbouw toepassen.

Mensen hebben vele honderden hectaren intergetijdengebied afgedamd, ingepolderd en ontgonnen voor de landbouw. Maar het bleef een gevecht. Vele stormvloeden en overstromingen gaven het land weer terug aan de zee.  Bij de watersnoodramp van 1953 brak 180 km dijk door en kwam 160.000 ha land onder water te staan. Er verloren 1835 mensen het leven. De Deltawerken gaven de bevolking veiligheid en een betere bereikbaarheid.

Slikken en schorren
Schorren zijn de gebieden die alleen bij springtij onder water komen te staan. Je vindt ze aan de randen van de Oosterschelde, buitendijks, en ze zijn door opslibbing hoger komen te liggen dan de slikken. Omdat het zoute water dagelijks via diepe geulen het schor binnenloopt, hebben de schorren een zilt karakter en vind je er zoutminnende planten. Ook broeden er kustvogels, zoals sterns en plevieren. Het zijn de vluchtplaatsen voor de vogels bij hoogwater, die bij laagwater hun voeding vinden op de platen en de slikken. De schorren worden bedreigd, omdat ze zijn gaan verzoeten, verruigen en verbossen en de waarde als broedplaats voor kustvogels verliezen. Dit komt omdat een groot deel van de schorren inmiddels achter dammen ligt, waardoor de zoute getijden geen invloed meer hebben. Ook worden ze bedreigd door erosie en afslag.

Slikken zijn buitendijkse onbegroeide stukken land die bij elke vloed overstromen. In de bodem van de slikken en de platen (een slik helemaal omgeven door water), leven veel soorten wormen en schelpjes. Vogels genieten daarvan. Als de slikken droogvallen mag je er niet lopen. Als een slik hoog genoeg is opgeslibd verschijnt er Engels Slijkgras en Zeekraal en ontstaat langzaam een schor.

Vogelparadijs
Er zijn veel vogelbroedplaatsen te vinden op en langs de Oosterschelde. Dat komt door inmenging van de mens voor de veiligheid van het gebied. Om een dijkdoorbraak te voorkomen, maakten we reservedijken achter de zeedijk. Het gebied hiertussen is een zilte inlaag. Dat waren eerst vooral akkers of weiden, maar nu diepgelegen natte moerassen en waardevolle natuurgebieden.  Hier vind je de broedkolonies van de kokmeeuwen en de sterns. De ‘Zuidkust van Schouwen’ is een 1000 hectare groot inlagen gebied, speciaal ingericht voor vogels. Dit gebied is het resultaat van‘Plan Tureluur’ uit 1991.